Met het kerktorentje van Rolde de rug toegekeerd, probeer ik me een voorstelling te maken hoe het Balloërveld er in vroegere jaren moet hebben uitgezien. Kan me daar met de vele grafheuvels en de hunnebedden wel een beeld bij vormen. Voor mij wat meer tastbaar zijn de nog steeds zichtbare karrensporen uit de middeleeuwen. Met de kop in de zon zie ik voor me hoe de koetsier zijn belangrijke lading van Coevorden naar Groningen joeg. Over woeste gronden en soms langs nogal woest volk. Rij- en rusttijden bestonden nog niet. Wel tolpoortjes heb ik me laten wijsmaken. In ruil voor een aantal muntstukken mocht de koetsier zijn weg vervolgen. Goed beschouwd heeft de uiteindelijke aanleg van de N33 nogal wat jaartjes geduurd, maar zijn behoefte wel aangetoond. Weg met die gekkigheid nu. Als soldaat in opleiding werd ik destijds ook de hei opgestuurd. Omdat uitzendingen nog niet bestonden had het Ministerie van Defensie exotische namen bedacht voor de Drentse oefenlocatie. Het bananenbosje en vlak daarbij het bikinibosje. Dit laatste vond ik nogal paradoxaal gezien de pasvorm van mijn onderboek, (Frans Molenaar bestond nog niet en het ontwerp van de lingerie was uitbesteed aan een fabrikant van dekkleden, wat lekker goedkoop was) die striemde rondom mijn borstkas en daarmee mijn exotische fantasie geweld aandeed. ’t was een mooie tijd. Terugdenkend kon ik toen niet bevroeden ooit zo dicht bij de natuur te komen die ik nu dagelijks doorkruis. Mij omdraaiend roept het torenpuntje me weer terug in de werkelijkheid van nu. Realistisch, maar zo verduveld mooi. Als koetsier op mien eigen fietse wil ik niet jagen. Doe ’t kalm aan. Heb mijn tolgeld wel voldaan.