Dat was kantje boord gisteravond. Op een haar na kwam ik in bijna botsing met een medeweggebruiker. Het is aan mijn lenigheid van een natgeregende taai-taai pop te danken dat ik u hiervan zonder kleerscheuren kan verhalen. Ik zal u in een naargeestige herbeleving in het kort op de hoogte brengen van de details. Ik zou zeggen neemt u nog maar een spekkie en neem het even rustig in u op.
We herkennen het vast wel, zeker om deze tijd van het jaar. Reflecterende straatlantaarns, een miezerige mist van motregen, automobilisten die lampen monteren waar vliegtuigfabrikanten jaloerse blikken op werpen en pikzwart, spiegelend asfalt zonder belijning. Onder vergelijkbare omstandigheden was ik op mien fietse onderweg naar huis. Vanuit tegenovergestelde richting zag ik een busje naderen, wat keurig richting aangaf om links af te slaan. Anticiperend daarop kwam ik omhoog uit mijn triatlonbeugel en bracht mijn handjes naar de remgrepen. In een fractie van eeuwig lijkende seconden zag ik oom agent in zijn bedrijfswagen de keuze maken vanuit voorgesorteerde positie de weg links van hem in te slaan. Uit alle macht remmend en met een gecontroleerde, vanuit de turnwereld afgekeken afsprong, raakten mijn voetjes de grond. Epke Zonderband zou goedkeurend geknipoogd hebben. Vermoed ik. Werkelijk waar lieve lezers, het zweet gutste onder mijn turnpakje. Dat kan ik u wel vertellen. Nu hoor ik vaker dat mijn gezicht soms boekdelen spreekt. Dat was ook vast de reden dat de arme agent enigszins in verlegenheid kwam met de grandeur van zijn werkkleding (ik vind een uniform mooi). Maar onverwachte, uit de lucht vallende situaties hebben nu eenmaal invloed op de gemoedstoestand die ik dan uit straal. Het volgende moment kreeg ik toch ook wel medelijden met hem. Hij zat duidelijk met het voorval in de maag. Als daar net als in mijn suikerbuik een kolonie chocolade kikkers en muizen in waren geworpen kon ik me dat goed indenken. Dat valt dan net niet goed zak maar zeggen. Ik kon me dan ook inhouden niet luid kwakend de schuld in zijn schoenen te schuiven. Hij opende subiet het portieraampje en stamelde dat hij me echt niet had gezien. “ik had toch echt het lampie aan agent” zei ik. ‘k wilde toch graag even het woord. “nee, klopt, klopt, excuus, ik had u echt niet gezien” Stamelde hij nogmaals. Al lang blij dat het onheil was afgewend door ons beider reactie sprak ik dan ook vergoelijkend “geeft niet agent, goede dienst verder en uitkijken nu he”. Wees eerlijk, het kan ons allemaal overkomen toch. Gelukkig gaat mijn herbeleving niet zo ver dat ik gewapend met afzetlint en stoepkrijt een reconstructie van mijn gelijk probeer te maken. Maar zichtbaar zijn, goed zichtbaar zijn is oh zo belangrijk. Ik draag bovenop de verlichting die ik vanzelfsprekend voer nu ook een reflecterend hesje. Zingend van koeienstaarten en Maarten doe je met een verlichte suikerbiet, op de fietse voldoet dat niet.
©J.G. Boomsma