Met de grootste moeite wurg ik me achter het beeldscherm. Proberen te beschrijven hoe ik me de week na thuiskomst over de fietstocht heb gevoeld lijkt nutteloos. Was het voor mij maar zo simpel als het openslaan van een fotoboek. Maar dat is het niet. Het lijkt nog niet compleet. Sommige plaatjes lijken nog niet te zijn ontwikkeld. Andere lijken kris kras door elkaar te zijn gehusseld in mijn kop. Ik vraag me af en toe af of de vermoeidheid, die me onvast ter been laat zijn te maken heeft met het afsluiten van een periode van mijn leven. Van voorbereidingen, denken aan, denken om en uiteindelijk het uitvoeren van. In mijn onzekerheid over mijzelf, denken aan mensen die betrokken zijn geraakt bij de tocht, brengt gedachten van teleurstelling in me te boven. Dat ik opnieuw niet heb waargemaakt, of anders heb ingekleed wat die ander van mij verwachtte. Het zou een reden kunnen zijn te gaan denken “had ik dingen maar in mijn uppie gedaan”. Of “had ik maar niemand bij mijn ritje op de fietse betrokken”. Maar die twijfels ben ik nog niet te boven. Vooralsnog overheerst het gevoel van dankbaarheid jegens hen en zou het een vorm van degradatie zijn van de meelevendheid en bedoelingen van al deze support. Toch, hoe tegenstrijdig dit misschien bij u allen overkomt, teleurgesteld in mijzelf ben ik niet. Teleurstelling in, althans voor mij, niet voorziene tegenslagen en hoe ik deze beleefd heb, mee omgegaan ben, beletten deze negatieve gevoelens. Wel hebben deze misrekeningen hun stempel op de reis gedrukt. Een soort blauwdruk die ik zelf voor aanvang anders voor ogen had. Natuurlijk emmer ik niet over de regen en onweersbuien van vooral de eerste dagen. Nee, lastiger en een licht paniekgevoel drukten de wind tegen naar de achtergrond bij vreemde meldingen op mijn navigatieapparaat. Maar, goed bekend met het fietsnetwerk in Nederland dacht ik het ding wel even de oortjes te wassen op mijn allereerste stop in Hellendoorn. Uitgezwaaid door mijn vriendin de tweede dag, fris op weg naar de Duitse grens. Onderweg naar het Duitse Wesel bleek hetzelfde stuk techniek waardeloos. Zouden er tot mijn schrik landkaarten gekocht moeten worden? Leesbril, pantoffels en een goede sigaar zijn geen attributen die ik meegenomen had. Behoudens ik door alle lijntjes en stippeltjes niet bij machte ben hier soep van te maken, zijn het ook niet de meest praktische zaken zo op de fietse. Gelukkig kwam er een oplossing vanuit hetzelfde Duitsland. Aangeland in de mooie stad Wesel kwamen ’s avonds broer en schoonzus op mijn hotelkamer aan. Waar de fietskleding inmiddels lekker fris hing te drogen en ik de eerste haarföhn de vernieling in had geholpen. Wel mooi trouwens dat in de meeste hotel- en pensionkamers een dergelijk apparaat aanwezig is. Handig bij het droogblazen van het fris gewassen textiel. Hun komst blies ook weer nieuwe moed in voor wat betreft de te rijden route. Vanaf die dag verscheen er aan het eind van iedere gereden “etappe” een mailtje op de desk van de pension- en hotelhouders die ik verblijdde met mijn komst, met een uitleg van de te rijden route voor de volgende dag. Zijn welwillendheid en die van mijn vriendin, die behulpzaamheid, kon echter niet verhinderen dat ik al ras met mijn eigen beperkingen werd geconfronteerd. Ik kon niet “schakelen” tussen wat overduidelijk op papier stond en de werkelijke en actuele situaties. Het grote dwalen begon. Ook het kaartje van de Eurovelo-route bracht – en zou me de rest van de reis in verwarring brengen – En doen schuifelen op het zadel. Het kleine blauwe bordje met het getal 15, omringd door de Europese sterretjes, zorgde bij ontdekking voor geruststelling, maar bij het ontbreken voor paniek. De GPS-tracker was een mooie uitvinding, maar moet een melkwegstelsel aan frustratie teweeg gebracht hebben bij de achterblijvers en zeker bij broerlief. Mij te zien dolen in door mijn beperkingen gecreëerde doolhoven. Terwijl het toch zo simpel was… Te vaak is het leven voor mij een ondoorzichtige kluwen van gedachten geweest. En dat zal het helaas blijven. Maar één van de aspecten van mijn besluit deze reis te ondernemen was leren om te gaan met eenzaamheid. Een sociaal wezen, wat ik van nature ben, maakt mijn dagelijkse momenten van gedwongen, doch zelf verkozen eenzaamheid tot soms trieste ontdekkingen. Als een wazige spiegel waarin ik moeite heb mijzelf in te ontdekken. En toch heb ik deze momenten nodig en koester ik ze. In mijn uppie lukt het mij vaak, in mijn eigen huissie, met mijn eigen gedachten, zonder “verstoring”, de zaak weer helder(der) te krijgen. Niemand anders dan ik, begrijp het onbegrip bij hen die mijn aanwezigheid gewenst achten beter dan ik zelf. Tot mijn diepe spijt moet ik betuigen dat ik echter niet anders kan. Tis een overlevingstechniek. Voor mij. Maar soms, en dat leidt ook tot vraagtekens, ben ik net een “gewoon” mens. Na dagen van verdwalen op vooraf bepaalde wegen en gebieden begon ik te verlangen naar de aanwezigheid van mijn vriendin. Buiten mijn ex-vrouw is er niemand die mij beter kent dan zij. Met alle onhebbelijk- en hebbelijkheden van dien kent zij mij en weet vaak weer rust te brengen. Die rust had ik nodig. De momenten dat ik de goede route reed voelden heerlijk. Snelheid maken en merken dat de benen totaal geen moeite hadden met het tempo en de duur, stonden in schril contrast met het van het paadje zijn. Wetend dat ik mij kilometers verwijderde van het juiste punt, maakte dat ik ongemerkt de trappers in slow motion rond draaide. In mijn eigen opzet van de tocht stond voorop dat het MIJN tocht zou worden, of moest zijn. Er zijn enkelen geweest die aanboden mee te gaan. Anderen die een deel van de route mee wilden rijden. Dit zou tijdsdruk geven en praten en fietsen lukt mij niet gelijktijdig. Dus heb ik dit beslist, maar vriendelijk afgeslagen. Het rondrijden in meestal mistroostige en, voor mijn gevoel, deprimerende gebieden waar ik door eigen toedoen in verzeilt raakte iedere dag weer kneep mijn ingewanden samen ’s avonds alleen. Bracht angst voor de nieuwe dag. “zou ik weer verdwalen?” Ik ben daarom van mijn eigen besluit afgestapt en heb vriendinlief gevraagd mijn kant op te rijden. Samen met de door broerlief gemaakte routes en de ravitaillering door haar zou ik de tocht op 200 kilometer van Bazel voortzetten. Genoeg van de onzekerheid heb ik echter op dat moment besloten de fiets achter op de auto te zetten en haar gevraagd mij over de Zwitserse grens te brengen. ’s Avonds kwamen we aan in Sempach am See, achter Bazel en op ongeveer tachtig kilometer van Luzern. Vandaar ben ik de volgende dag verder gefietst tot aan laatst genoemde stad. Regen, kou, dichte mist door de op die hoogte laaghangende bewolking lieten het einddoel opnieuw veranderen. De Gotthardpass leek geen veilige aanrader en werd me ook door de lokale bevolking afgeraden. Koud is het daar boven meestal, nu sneeuwde en waaide het daar. Dus was het op dat punt einde fietstocht… Jammer..? Zeer zeker. Maar het was mijn beslissing, genomen door beweegredenen vanuit mijzelf. Alternatieven zouden er te over zijn geweest maar zouden in mijn optiek dezelfde waarde hebben als het besluit op dit punt te stoppen met mijn tocht. Rest mij de vraag die ik in het begin van dit epistel min of te meer stelde, namelijk wat heeft de reis mij gebracht. Nog lang niet alle indrukken en gedachten daarover zijn zo dat zo mooi heet gedaald. Wel ervaar ik alles op dit moment met voldoening. De duizend kilometers voelden fysiek gezien heerlijk. Goed op weg gingen de trappers als vanzelf rond, ook in de heuvels. Het einddoel is niet behaald. De doelstelling gedeeltelijk. Tot zo ver eerst. Voor nu, allen een fijne avond en tot gauw.
©J.G. Boomsma