De donkere randen van ’t bos werden zichtbaar in de verte. Wat leek dat mooi. Nog een klein eindje rechtdoor, dan ’t bruggetje over en dan even stoppen. Het was net of de Schotse hooglanders voorbij het wildrooster vroegen of ik mijn entree wel had betaald om in hun wereldje te mogen spieken. Nou, dat loopt wel los fluisterde ik naar de grootste. Mijn handen warm makend rondom het dampende door mij meegenomen bruine vocht, keek ik voldaan naar het grootbeeldscherm, mij aangeboden. Zou Vivaldi het bij het componeren van Le quattro stagioni zo ongeveer bedoeld hebben? Dat kan natuurlijk niet, want met de vallende bladeren op de rails was hij nooit op tied in Drenthe west. Dat geeft ook niet,want ’t stuk is mooi met zo hij het moet hebben gezien. Ook in donkere dagen klinkt muziek mooi. Zo ik daar zat voerden mijn gedachten me terug naar vroegere jaren. Mamme verhaalde over zwarte bladzijden uit een door muziek verlicht verleden. Ademloos luisterden we naar inkijkjes die waren beleefd en waargenomen, gezien door de ogen van het kind wat zij toen nog was. Duitse militairen marcheerden door Dokkum. Angst en afschuw. Geen afkeer (die zou verderop in het boek voorkomen). Mamme was tezeer mens, menslievend. Het waren jonge jongens die mooi konden zingen, op de maat van spijkerlaarzen die door het kleine Friese stadje klonken. Beeldend denkend zag ik voor me hoe de mitrailleurschutter zijn basstem in de Germaanse partituur ten gehore bracht. Gek dat ik daaraan dacht. Zou ik het muzikale gen van mamme hebben? Bah, ’t werd koud om me heen, maar toch ook net of ik warmte voelde. De gedachten dwarrelden als vallende blaadjes, in vrijheid door mijn kop. Das mooi! ‘k moest maar weer es gaan, want een der koebeesten begon nieuwsgierig aan mijn voorwiel te snuffelen en van mien fietse blij je af. Met een korte maar gemeende groet aan de grazers sprong ik weer op en reed het bos in. Het was of ik de caleidoscoop van vroeger weer voor mijn ogen zag. Prachtige kleuren en als ik schudde dan kwamen er weer nieuwe…