Dat was een prima tijd. Hoewel ik zoals u weet geen tijdrijder ben, heb ik mijn honderdje na afloop eens even langs de meetlat gelegd. Om maar meteen met de deur in huis te vallen. 25.3 km per uur gemiddeld. Zo, die staat. Let wel, zonder me de ballen uit mijn joggingbroek te rijden of ander lichamelijk ongemak. Wat een voldoening, mien fietse na te zien dampen onder het genot van de rook van de weduwe van de zware na dit spektakelstuk. Als een echte magiër zie ik door de rook heen mijn knappe verschijning reeds voor me. Mijn bronstig en gespierde torso, onweerstaanbaar, gestoken in aerodynamisch niets verhullende fietsmaillot. De geluidsbarrière komt in zicht. Nee, die Jampie komt er wel. Goed nieuws dus. Zoals iedere ochtend, toog ik ook vanochtend weer naar de brievenbus om de krant er uit te halen. Daar heb ik ook een bepaald ritueel voor ontwikkeld. Als eerste gluur ik voorzichtig door een kijkgaatje in de vitrage (’t kost niks en toch heb je wat). Ontdek ik geen beweging op de galerijen, dan open ik zachtjes de voordeur en kijk links/rechts (altijd in die volgorde) of alles rustig is. Daarna schiet ik als een pijl uit de boog de lift in, waarvan ik hoop dat deze me zonder tussenstop naar beneden zoeft. Wil op dat uur even geen mensen zien. Met militaire precisie heb ik ontdekt dat de vertragingstijd van de liftdeuren exact voldoende is om het laatste nieuws uit de bus te lichten en met een katachtige sprong opnieuw het hijswerktuig in te duiken. U zult me wel vreemd vinden, maar het eerste wat ik doe in mijn wipstoeltje is ruiken aan de krant. Niet een bepaalde pagina hoor. Maar ’t ruikt zo lekker die verse inkt. Met boeken heb ik dat ook. Vooral oude boeken ruik ik graag aan. Je ruikt weliswaar geen inkt meer, maar je ruikt de tijd. Een koffievlek, een gedroogd tabakskruimeltje, de slordige vlek van een plat geslagen vlieg. Vergeelde bladzijden met hier en daar een ezelsoor. Maar over kranten. Vroeger als kind was ik stilletjes binnengedrongen in een onbewoonbaar verklaard huisje, aan het eind van het dorp. De krakende planken vloer negerend liep ik naar de muur waar heel oude bijna onleesbare krantenpagina’s onder het behang waren geplakt. Dat was spannend. Nu, inmiddels vele jaren en ontelbare couranten verder, heb ik een primeur; Ik ga een eigen krant uit brengen! DE GOED NIEUWSKRANT. Geen advertenties, uitsluitend positieve familieberichten, geen grote mensenruzies, geen data waarop de wereld minder leuke dingen met ons in petto heeft (hemelen doen we allen eens) en foto’s waarop alle zelfbenoemde wereldleiders slurpend aan een rietje op een verder onbewoond eiland van de Sunny side genieten. Ja, ik weet het, mijn veelzijdigheid maakt me schathemeltjerijk binnenkort. Natuurlijk heb ik gedegen onderzoek gedaan naar de levensvatbaarheid van mijn medium. Dat zit wel snor. Gebleken is dat mensen beter “in hun vel zitten” en minder “uit hun vel springen” bij positieve zaken. Annie en Jaap, die elkaar als collega’s normaliter met ordners, toetsenborden en droge, van huis meegebrachte boterhammen naar het leven staan op de werkvloer presteren uitmuntend na het zien van de dolfijn die een schipbreukeling (er gebeurt nog wel eens wat natuurlijk) het strand wijst. Kijk eens naar de economische gevolgen die dat heeft. Bedrijven, instanties en personen staan rijen dik op de stoep van mijn redactiekantoor om ruimte te kopen in mijn krant. Waardoor mijn schoorsteen kleurige rook de wereld in slingert over zoveel voorspoed. Ik zou zeggen: Neemt u een abonnement! U ontvangt dan geheel gratis het Schuddebuikje.
©J.G. Boomsma