Afgelopen weekend heb ik het meest zuidelijke puntje van Limburg bezocht. Twee dingen vielen me vrijwel direct op. 1. De elektrische fietsbrigade had zijn kampement daar opgeslagen. 2. Zelfs de kleinste fietsertjes in de dop rijden met derailleurs. Niet zo verwonderlijk met hellingspercentages tussen de 5- en 10 %. Zeker wanneer je het door zwerfkeien bezaaide en door schapen begraasde Drentse landschap gewend bent zoals ik, waanden we ons daar in het buitenland. Met een temperatuurtje van 28 graden werkte ook het weer mee aan mijn beeldvorming. Midden in de dorpskern van Gulpen slingert het door bronnen ontstane riviertje de Gulp zich tussen eeuwenoude pandjes door. Om mijn hardnekkige cafeïnebehoefte te bevredigen waren we neergestreken op een klein terras, waar ik de gulp even kon openen en het gelijknamige riviertje haar klaterende klanken liet horen. Naast ons zaten een met strohoed getooide vijftiger, zijn echtgenote (schatte ik) en een jongeman die naar ik aannam hun zoon was. De Engelse dame, haar lippen hadden pas geleden een cosmetische upgrade gehad viel mij op. Met enige zorg schoof ik daarom zo onopvallend mogelijk het tafeltje waaraan wij hadden plaatsgenomen iets naar achter. Door de wel erg volle lippen van de dame zou het niet denkbeeldig zijn dat door de extra verkregen massa een plotselinge kanteling in mijn richting plaats zou kunnen vinden. Terwijl de man veinsde van het weer en de nabije omgeving te genieten, commandeerde zijn vrouw de vroeg volwassen zoon zich in te smeren met zonnecrème “factor Inferno”. Aan het andere tafeltje nestelden zich een dame en heer in gezelschap van een aller schattigst hondje. Welwillend mijn vragende blik beantwoordend mocht ook woeffie een klein stukkie van mijn koffiekaakje. Me verbazend over deze kneuterigheid en wat obstinaat als ik ben gaf ik woeffie onder de tafel door de rest. Het leven is goed in het Limburgse land.